Dutch language entry
Voetballers praten raar. En dan doel ik niet op de Nederlandse voetbalfilosoof Johan Cruyff (je weet wel, van "un momento dado") maar op de gemiddelde Nederlandse voetballer die plotseling een microfoon voor zijn neus ziet verschijnen en gevraagd wordt naar zijn inzichten over de zojuist gespeelde wedstrijd.
Voetballers praten namelijk heel erg vaak over zichzelf in tweede persoon enkelvoud, bijvoorbeeld als volgt: "Nou kijk, vorige week ben je dan geblesseerd geraakt en dan hoop je heel de week dat je er deze week bij kan zijn. Gedurende de week blijkt dan dat je toch snel herstelt, nou, en dan zet je nu toch gewoon een goede wedstrijd neer en scoor je er twee en en dan heb je toch laten zien dat je in vorm bent". Of: "Deze week hoor je dan dat je niet geselecteerd bent voor het Nederlands elftal en dat is dan toch een teleurstelling voor je maar daar zet je je dan overheen en dan sta je er nu gewoon weer".
Ben ik nou de enige die dit raar vind? Wat is er mis met de eerste persoon enkelvoud ("ik")? |